“Hello, my name is Nino, welcome to Tskaltubo. I will be your guide today!” Waar ik mezelf vaak betrap op het niet onthouden van voornamen bij een voorstelronde, is dat in Georgië verre van een probleem. Althans, als het om vrouwennamen gaat. Spreek op straat in Georgië willekeurig een vrouw of meisje aan en de kans is groot dat ze Nino heet. Vernoemd naar de heilige Nino waar het christendom in Georgië mee begon. Een geloof dat net als de naam Nino, een onuitwisbare stempel op het land heeft gedrukt.
Met weerzin in de vergetelheid
Vandaag leidt Nino (26 jaar) ons door de overblijfselen van de stad, of beter gezegd een ooit groots kuuroord, genaamd Tskaltubo. De drukte van een aantal decennia geleden is moeilijk voor te stellen. Het aantal toeristen dat tegenwoordig Tskaltubo bezoekt is gering en nog kleiner is het aantal toeristen dat zich door een gids laat rondleiden. Nino is dan ook in opperste blijdschap om ons ‘haar’ stad te laten zien. Werkzaam voor het plaatselijke VVV-kantoor, gesitueerd in het vervallen treinstation van Tskaltubo, stond ze ruim op tijd klaar en zag ik haar bijna trappelen om los te barsten. De onwetende reiziger die Nino’s werkplek en de rest van Tskaltubo passeert kijkt wellicht even uit het autoraam, maar het idee om de auto stil te zetten komt zeer waarschijnlijk niet snel op. Een “nee, rij maar door” waar je echter spijt van zult krijgen.
Het perfecte water en ons soort mensen
Tskaltubo geniet al sinds de zevende eeuw bekendheid vanwege de aanwezigheid van licht radioactieve thermische bronnen. Wonderwater met een helende werking dat een oneindige lijst kwalen kan verzachten en volgens velen nog altijd kan genezen. Van huidaandoeningen, gewrichtsklachten tot psychische stoornissen… Voor de geneeskrachtige en warme waterdruppels van Tskaltubo lijkt geen kwaal te uitdagend. In de Sovjetperiode verrezen vele sanatoria en hotels waardoor Tskaltubo zich al snel tot een waar lustoord ontpopte. De Sovjet-jetset struikelden er over elkaar heen.
“Nee, Dimitri is even naar Tskaltubo. Morgen weer terug in Moskou.”
Zien en gezien worden, zonder kleding of in sjieke badjassen. In de hoogtijdagen verwerkten de sanatoria met gemak 100.000 bezoekers per jaar. Velen die langs de huidige werkplek van Nino flaneerden via dagelijkse treinverbindingen van en naar Moskou alsook andere delen van het imperium. Tskaltubo genoot aanzien in de hele Sovjet-Unie en kon je als vooraanstaande welgestelde Sovjetburger het je bijna niet permitteren een jaartje over te slaan. Jozef Stalin had er vanzelfsprekend dan ook zijn eigen privé bad.
Fier in verval
Vandaag de dag staan de gebouwen er aanvankelijk onuitnodigend en oneerbiedig bij. Beelden van Hollywood-waardige spookfilms doemen op, maar de vrolijke Nino tovert met haar verhalen de cementen pilaren en puien, waar de natuur al jaren geleden bezit van nam, om in levende herinneringen. Geen treurnis, maar stuk voor stuk uiterst fotogenieke hoeken, bossen en vergezichten. Je dwaalt door gigantische ruimtes waar ooit duizenden mensen in weelde hun tijd doorbrachten in de vele baden. Het gebrek aan onderhoud heeft de typisch bombastische Sovjet-architectuur “gerenoveerd” tot ware filmsets waar menig decorbouwer steevast moet concluderen: “Niets meer aan doen. Start met filmen.”
De muren van Nino
“You know the famous Dutch tv-program Wie is de mol?” Nino vertelt trots over de vele televisieploegen, reclamebureaus en fotografen die de gebouwen massaal en nog altijd als decor gebruiken. Ook het 18e seizoen van het Nederlandse televisieprogramma Wie is de mol?is er deels opgenomen. Maar een spelprogramma bekijken geeft niet het ‘Tskaltubo-gevoel’. Bovendien… Uiteraard kun je op eigen gelegenheid de verlaten sanatoria ontdekken, maar de verhalen van Nino, die als een visuele podcast ons gekluisterd houdt aan op het eerste gezicht volstrekt onboeiende muren, nemen ons steeds verder mee terug in de tijd.
Nummer 6
Elk sanatorium in Tskaltubo had en heeft een nummer. Onze rondleiding start bij ‘nummer 6’, het enige sanatorium dat nog steeds dienst doet als behandelingscentrum en ooit het geliefde sanatorium van Stalin was. De directeur staat ons voor de ingang met een trotse blik op te wachten. Engels spreekt hij niet, maar Nino vertaalt elk detail. Het enthousiasme van de directeur lijkt gelukkig een ware match met dat van Nino. We lopen door lange blinkende en brandschone gangen, waar ietwat oudere kleine dametjes in keurige witte ‘zusterspakjes’ ons streng doch beleefd aankijken. We passeren bezoekers van alle leeftijden die in de gang op hun behandeling wachten. Hangend op bruine stoelen en banken verstillen ze het wachten met hun smartphone. Het is vooral Jan Modaal die hier tegenwoordig behandelingen vanaf een paar euro ondergaan. Niet het “ons soort mens” van vroeger.
Stalin hield van granaatappels
We lopen helemaal tot het einde van de eerste gang, waar de directeur met een oude sleutel een deur van het slot haalt. We stappen een uiterst lichte ruimte in dat het voormalige privébad van Stalin blijkt te zijn. Waar het grote gebouw nummer 6 uitstekend is gerestaureerd, heeft nog altijd niemand het bad van Stalin durven aanraken. Alsof zowel de angst als het ontzag voor de Sovjetleider men nog altijd verstomt. Een gevoel dat je op meerdere plekken in Georgië bekruipt. Hetgeen niet verwonderlijk is, daar Stalin in Georgië is geboren en zijn carrière er als meedogenloze leider is begonnen.
Zijn bad is niet gevuld. Het waterpeil in Tskaltubo loopt al enige tijd terug en dit Stalin bad functioneert enkel ter bewondering. “Je ziet hier goed dat Stalin erg van granaatappels hield.” vult Nino aan, wijzend naar de fraaie mozaïek van granaatappels op de vloer.
Tekenend voor Tskaltubo, is het voormalige bad van Stalin zowel de enige ruimte die niet onderhouden wordt als de enige kamer waar je gewoon in en uit mag lopen. De andere behandelkamers zijn immers tijdens behandelingen gesloten en recentelijk voorzien van nieuwe apparatuur. “Duitse apparatuur!” benadrukken zowel de directeur als Nino ons een aantal keren achter elkaar.
Voor oud, maar vooral jong
Bij binnenkomst in het gebouw ‘nummer 6’ krijg je bij de balie een uitgebreide menukaart waarop alle behandelingen, ook in het Engels, staan genummerd. Een ontspannen spa-behandeling van een half uur maar ook langere behandelingen van twee tot drie weken. Voor dergelijke lange behandelingen wordt vooraf samen met een dokter een uitgebreid en persoonlijk plan voor je opgesteld. Hierbij worden je kwalen doorgenomen en onderzocht. Op mijn vraag of het voornamelijk oudere mensen zijn die een behandeling ondergaan, is het antwoord van de directeur anders dan verwacht. De laatste jaren komen er opvallend veel jongeren en jongvolwassenen naar het sanatorium. Vooral burn-out en stress zijn de meest gehoorde, en uiteraard verholpen, klachten.
Maar ook behandelingen waar zelfs de directeur wat verlegen van wordt staan op de menukaart. Zo staan we met enig ongemak bij de (Duitse!) apparatuur voor een verfrissende darmspoeling (klysma), maar zelfs buiten de kaart om zijn er mogelijkheden. Zoals een penisstimulatie… Deze laatste twee hoeven we gelukkig niet zelf te ondergaan maar gaan we maar wat graag in op de uitnodiging van de directeur, om na onze rondleiding door de stad de dag af te sluiten met een hydromassage. Zijn persoonlijke favoriet.
Zon, park, brede straten en 25 graden
We lopen met een aangename 25 graden door de brede straten, waar we een route volgen die aansluit bij de verhalen van Nino. Niet andersom. Een belangrijk verhaal daarvan is politiek van aard. Het huidige Georgië ontstond na de val van de Sovjet-Unie in de jaren ’90. Een chaotische periode die zowaar nog ingewikkelder werd toen Abchazië (een regio in het noordwesten van Georgië) zich onafhankelijk verklaarde. Bij de burgeroorlog ontvluchtten zo’n 8000 vluchtelingen de regio. Tegelijkertijd zorgde het uiteenvallen van de Sovjet-Unie voor een treinstation zonder treinen in Tskaltubo. De rijke Russen uit Moskou bleven weg en Tskaltubo, in al zijn glorie, lag er verlaten bij.
Vluchtelingen en een stad in hetzelfde schuitje
Een stroom van Abchazische vluchtelingen kwam op gang en daar moest een plek voor gevonden worden. Tskaltubo, dichtbij Abchazië gelegen maar op veilige afstand, bleek de ideale plek. En zo veranderden de luxe vertrekken, appartementen en behandelkamers in een vluchtelingenkamp. Vluchtelingen die bij aankomst niet wisten wat ze meemaakten en zowel glunderend als huilend de eerste dagen in hun tijdelijke vakantiehuis doorkwamen. Maar na dertig jaar delen de stad en haar nieuwe bewoners hetzelfde lot en is zowel Tskaltubo als de hoop op terugkeer naar Abchazië in vergetelheid geraakt zonder zicht op verbetering. Momenteel wonen er nog enkele honderden families in de gebouwen.
Spontaan op de koffie
Een van de gebouwen waar nog altijd Abchaziërs wonen, is ‘nummer 7’. Dat er nog altijd mensen wonen is echter enkel te verklaren aan de was die te drogen hangt aan de balkons. Nino vertelt ons dat zogenoemde Urban Explorers (mensen die verlaten gebouwen bezoeken) nog wel eens vergeten dat ze in een aantal gebouwen in Tskaltubo bewoonde gebouwen binnenlopen. Als we de trap, versierd met gigantische stenen leeuwenkoppen omhooglopen, zwaait met ferme armbewegingen een oud vrouwtje ons toe uit een raam van het trappenhuis. Zo enthousiast en uitbundig dat ik er vrijwel meteen vanuit ga dat dit vast een bekende van Nino moet zijn, als het al niet haar oma is.
We lopen richting het trappenhuis en ik probeer me in te beelden hoe pompeus deze entreehal er ooit heeft moeten uitzien. Ik knijp mijn ogen iets dicht en laat mijn fantasie de ontbrekende stukken muur en verf aanvullen. Vanzelfsprekend zijn in de jaren ’90 in rap tempo de meeste waardevolle spullen geroofd, maar werden door de koude winters de gebouwen van binnen zelfs uitgekleed door ‘de nieuwe bewoners’. Dure parketvloeren werden opgestookt bij gebrek aan verwarming of stookhout. In de hoek van de hal zie ik nog een resterend stukje van een ooit prachtige houten visgraatvloer en steekt er één van de kleine plankjes omhoog. Klaar om op te stoken.
“Me, Nora”
Inmiddels is de zwaaiende vrouw in alle haast naar beneden gerend om ons bij de entree op te wachten. Gehuld in zwarte wijde kleding, een zwart doekje op haar hoofd en een opvallende bril met eveneens zwart montuur. Haar enige tand, een gouden tand om precies te zijn, komt tevoorschijn wanneer ze haar grote glimlach opzet. Nino maakt een praatje met de opgetogen vrouw die ons in steeds sneller herhalende armbewegingen lijkt uit te nodigen. Nog voor we haar op de trap kunnen volgen verwelkomt ze ons met een liefdevolle knuffel. “Me, Nora” en ze sprint naar boven. Nog nooit eerder heb ik een vrouw van deze leeftijd zo hard zien rennen. Na elke verdieping en tussendeur kijkt ze nog even om. Dit bezoek komt écht naar haar huis.
In hetzelfde vlotte tempo serveert Nora achtereenvolgens koffie, koekjes en – hoe kan het ook anders – chacha, Georgische vodka. Het is nog geen 11 uur in de ochtend, maar een shotje chacha kent geen tijd. Een tweede overigens ook niet want na ieder atje en later nipje wordt het glaasje gewoon weer bijgevuld. Haar woning is niet veel groter dan zo’n 20 vierkante meter. Ondanks de geringe ruimte heeft Nora haar best gedaan om het zo fleurig mogelijk in te richten. We zitten aan een klein vierkant tafeltje tegenover twee bedden. In de meest in het oog springende hoek van de kamer staat een fotolijstje met daarin een foto van een jonge vrouw. De roos en het kruisje naast het fotolijstje zeggen genoeg. Verdrietig vertelt Nora over haar overleden dochter, tevens enige kind. Een auto-ongeluk.
“Er gebeurt hier heel weinig en het is zo rustig op straat. Ik was zo blij dat jullie langs kwamen.”
Een nieuw (t)huis
Ook de man van Nora is overleden, maar in haar kleine kamertje staan nog altijd twee bedden, keurig opgedekt. Nora blijkt tijdens ons gesprek vooral geïnteresseerd in onze relatie. Godfried krijgt een belerende maar vriendelijke tik als Nino ons antwoord vertaalt na de vraag of we getrouwd zijn. Een schande volgens Nora, “Je moet met haar trouwen”! Tijdens haar praten kijkt Nora geregeld naar de foto van haar dochter, alsof we met vijf man aan haar tafeltje onze levens bespreken. Met veel trots vertelt ze over haar kleindochter die samen met haar vader in Kutaisi woont. Nora ziet haar regelmatig en beschouwd haar als de levende herinnering aan haar eigen dochter. Haar dochter is waar Nora de dag mee begint en eindigt. “Als mensen in Georgië rouwen trekken ze vaak zwarte kleding aan. Sommige mensen hebben zoveel verdriet dat ze jarenlang zwarte kleding blijven dragen”, verheldert Nino terwijl we naar Nora kijken die wederom een kopje koffie zet.
Trotse bewoners
Terwijl Nora ons voor de zoveelste keer even knuffelt is het nauwelijks te beseffen dat we in een pand zitten waar delen van de vloeren en het plafond ontbreken. Waar het binnen net zo hard tocht als het buiten waait en waar dertig jaar geleden abrupt luxe en weelde werd verruild voor onzekerheid en vergetelheid. Lachend met twee generaties trotse inwoners van Tskaltubo met wisselende idealen. Nino hoopt dat meer mensen Tskaltubo komen bezoeken en er daardoor weer leven in de stad en sanatoria komt. Investeerders die de oude gebouwen opknappen, mooie auto’s door de straten en flanerende buitenlanders. Het liefst uit de Europese Unie.
Nora ziet op haar beurt uit naar haar vertrek. Na bijna 27 jaar in dit pand te hebben gewoond vertrekt ze als alle plannen doorgaan in 2020 samen met alle huidige bewoners naar een nieuw appartementencomplex in Kutaisi. Ze herhaalt het rustig en dromerig… Een nieuw appartement. Een gouden toekomst waar ze net zoveel naar uitkijkt als een onverwacht bezoek, zoals vandaag. “Er gebeurt hier weinig en het is zo rustig op straat. Ik was zo blij dat jullie langs kwamen. Straks, in Kutaisi woon ik nog dichter bij mijn kleindochter. Komen jullie dan weer langs?”
Snel kijkt ze weer even naar het fotolijstje en schenkt het glaasje chacha nog eens vol. We proosten. Op haar dochter, haar nieuwe appartement, ons vast snel naderende huwelijk en haar kleindochter. Onze wandeling door Tskaltubo is op een einde gekomen. De vervlogen jaren van Nora volgen volgend jaar.
Georgië reisgids magazine 2024